Over het Markiesje

Maak kennis
met het Nederlandse
Markiesje

Button Text
Button Text

◉ EEN GEZOND RAS

Gelukkig is het Markiesje een relatief gezond ras. Het heeft geen uiterlijke kenmerken die een goede gezondheid in de weg staan. Door het open stamboek en het fokbeleid dat gericht is op behoud van genetische diversiteit, lukt het om inteelt binnen de perken te houden, ondanks de relatief kleine populatie.

Bouw & lichamelijke gezondheid

Het Markiesje heeft een gezonde bouw. Wel is er één aandachtspunt: het ras is relatief klein met een schofthoogte van 32–38 cm.

Omdat 'verdwerging' (dwerggroei) kan leiden tot gezondheidsproblemen, is in de rasstandaard vastgelegd dat elk teken van verdwerging een diskwalificerende fout is. Honden met een onevenredig groot hoofd, gebogen ledematen, korte poten of verkorte neus worden uitgesloten van de fok.

Orthopedische
risico's

Bij kleine rassen komen orthopedische problemen vaker voor dan bij grote. Waar grotere honden te maken hebben met heup- of elleboogdysplasie, zien we bij Markiesjes vooral patella luxatie (losse knieschijf).

We screenen al jaren alle Markiesjes op de Jongehondendag. De meeste zijn vrij of hebben slechts graad 1 (lichte vorm zonder klachten). Honden met graad 1 mogen alleen met vrije dieren gecombineerd worden; bij graad 2 of hoger is fokken uitgesloten.

Ook de data van niet-fokdieren worden mee genomen in onze fokwaardeschattingen, waarmee we de genetische aanleg voor patella luxatie beter kunnen inschatten.

Bruine hond met lange oren en tong uit mond tussen paarse bloemen.

Oorsprong &
Opbouw van
het ras

Het Markiesje is een oud Nederlands ras, ontstaan uit de spioen: een klein, spanielachtig jachthondje dat vanaf de 16e eeuw werd gebruikt voor de jacht met netten, valken of windhonden. Donker van kleur met witte aftekeningen, is de spioen vaak te zien op schilderijen uit de 17e en 18e eeuw. Over de naam ‘Markiesje’ bestaan verschillende theorieën; van een verwijzing naar de Franse markiezin de Pompadour tot een afleiding van het Franse ‘marqueur’.

Van jachthond evolueerde het Markiesje tot geliefde gezelschapshond binnen de adel. In de 20e eeuw raakte het ras bijna verloren, maar dankzij een zorgvuldig fokprogramma vanaf de jaren ’70 werd het behouden. In 1999 werd het Markiesje officieel erkend als Nederlands hondenras.

1600 – 1800

De spioenen sierden het hof

Het verhaal van het Markiesje begint in de Gouden Eeuw. Klein, elegant en zwart met soms witte aftekeningen, sierden spioenachtige hondjes vaak de schilderijen van Hollandse meesters. Ze zaten op schoot bij adellijke dames, fungeerden als charmant gezelschap én hielpen bij het verjagen van ongedierte. Deze honden hadden karakter: leergierig, trouw, intelligent, en geliefd in rijke huishoudens.

Vergelijkbare types bestonden ook in Engeland (zoals de King Charles Spaniël), Frankrijk en België — maar in Nederland ontwikkelde zich een eigen variant. Zonder officieel fokprogramma bleef dit type bewaard in cultuur, met karakteristieke kenmerken die vandaag de dag nog herkenbaar zijn in het moderne Markiesje. Die continuïteit toont de waarde van cultureel erfgoed dat stevig geworteld is in de Nederlandse kynologie.

1970 – 1979

Begin van een nieuwe toekomst voor het Markiesje

In de vroege 20e eeuw leek het Markiesje nauwelijks meer aanwezig, tot P.C.M. Toepoel in Onze Honden (1967) het ras weer onder de aandacht bracht: “Hoewel nooit meer op ras gefokt, ontmoet men ze overal nog… waarschijnlijk kan dit ras thans nog hersteld worden.” Die zinnen vormden een vonk. Mia van Woerden pakte die gedachte op en startte in het midden van de jaren ’70 een speurtocht naar “spioenachtige” hondjes.

Via hondenbladen en kranten, waaronder de Hondenwereld, deed zij een oproep: het ‘vergeten’ ras kon hersteld worden. Enthousiaste reacties volgden: mensen meldden hondjes die uiterlijk en karakter nooit waren geformaliseerd, maar wel typisch Markiesje leken. Dit leidde tot het opzetten van een eerste fokinitiatief — een samenwerking van liefhebbers die passie deelden en destijds de wederopbouw van het Markiesje initieerden.

In de late jaren zeventig namen verschillende liefhebbers het initiatief om het Markiesje opnieuw in ere te herstellen. Aanvankelijk werd geëxperimenteerd met kruisingen tussen het Markiesje en andere kleine rassen, zoals de Phalène, de Papillon en de Cavalier King Charles Spaniël. Deze pogingen leverden echter niet het gewenste resultaat: de nakomelingen waren vaak bastaardvormen met ongewenste rasgebonden eigenschappen. Daarom besloot men voortaan uitsluitend de "Bykes" uit Friesland te gebruiken als genetisch basismateriaal. Deze kleine Stabyhouns of mollenhondjes hadden een afhangende staart en een Markiesachtig uiterlijk, waardoor ze een betere basis vormden voor het terugfokprogramma.

Op 2 april 1979 werd het eerste nest volgens het opgestelde fokplan geboren. De ouders waren Skippy del Campo Albir, een bonte vondeling van een Spaanse camping, en Barry, een teefje dat gevonden werd in Lelystad. Dit nest markeerde het begin van de gestructureerde opbouw van het moderne Markiesje. Alle honden werden vooraf zorgvuldig aangekeurd om te zorgen dat ze geschikt waren voor het terugfokprogramma, een proces dat tot op de dag van vandaag wordt gevolgd.

Tijdens deze periode kwamen de eerste bijeenkomsten van liefhebbers samen. Op 24 juni 1979 resulteerde het gezamenlijke werk in de oprichting van de Vereniging voor liefhebbers van het Markiesje, die later de Nederlandse Markiesjes Vereniging (NMV) zou worden. Het fokprogramma, de selectie van geschikte honden en de oprichting van de vereniging legden de basis voor een gezonde, herkenbare populatie en voor de continuïteit van dit unieke Nederlandse hondenras.

1980 – 1999

De basis voor het verantwoord fokken van het Markiesje

In 1980 stelde keurmeester Jettie Alberts een concept rasstandaard op, goedgekeurd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Tegelijk werd een fokreglement opgesteld, dat tijdens een Algemene Ledenvergadering werd bekrachtigd. Vanaf oktober 1981 begon de registratie van ouderhonden, pups en nieuwkomers, waaronder Pom en haar vier nakomelingen. De keurmeesters die dit begeleidden waren mevrouw J.H.C. Brooymans-Schallenberg, mevrouw T. Boltjes en mevrouw Ph. Heerkens-Verschuren, later aangevuld door de heer P.G.M. Prins, de heer P. Burema, mevrouw M.C. Visser-Seltenrijch en mevrouw J. Toebak-van Valkenburg.

Gedurende deze periode vonden meerdere bijeenkomsten en besprekingen plaats met de Raad van Beheer over erkenning en het Voorlopig Register, dat vanaf 7 maart 1996 officieel werd goedgekeurd.

Op 3 december 1998 werd besloten dat het Markiesje vanaf 1 mei 1999 officieel als Nederlands ras zou worden erkend. De eerste aankeuring voor het Voorlopig Register leverde 139 honden op, waarmee een robuuste basis werd gelegd voor de verdere ontwikkeling van het ras.

Met de officiële erkenning door de Raad van Beheer kreeg het Markiesje een stevige plek binnen de Nederlandse kynologie. De erkenning maakte deelname aan tentoonstellingen en officiële fokprogramma’s mogelijk, en versterkte de positie van de NMV als hoeder van dit unieke ras.



2025

Huidige stand van zaken

Inmiddels zijn er in 2025 ruim 3.300 Markiesjes geregistreerd, waarvan er naar schatting meer dan 2.000 in leven zijn. Het Markiesje behoort tot rasgroep 9 van de gezelschapshonden en is nog altijd geliefd vanwege zijn vriendelijke karakter, intelligentie en charmante uitstraling. Waar het ooit begon als een zeldzaam Nederlands ras, zien we het Markiesje tegenwoordig steeds vaker in gezinnen door heel Nederland, en zelfs daarbuiten.

De Nederlandse Markiesjes Vereniging zet zich dagelijks in om het ras gezond en herkenbaar te houden. Er wordt zorgvuldig gefokt volgens de richtlijnen van de vereniging, met aandacht voor gezondheid, karakter en het behoud van het typische, sierlijke uiterlijk. Dankzij de samenwerking tussen fokkers en eigenaren blijft het Markiesje een actieve, sociale en veelzijdige hond, met een veelbelovende toekomst.

Rasstandaard

De officiële Rasstandaard van het Markiesje

Kort historisch overzicht

Hoewel het Markiesje pas in 1999 officieel werd erkend door de Raad van Beheer, is het bepaald geen nieuw ras. Deze elegante gezelschapshond, van oorsprong een Nederlands spioenachtig type, komt al voor op schilderijen en gravures uit de 17e en 18e eeuw. Lange tijd werd er niet gericht mee gefokt, maar hun karakteristieke uitstraling bleef bestaan. In 1967 wekte kynoloog P.C.M. Toepoel de interesse opnieuw aan met een beschrijving in zijn hondenencyclopedie: het Markiesje was zeldzaam, maar niet verdwenen — en mogelijk te herstellen.

Mia van Woerden, ook betrokken bij het herstel van de Hollandse Smoushond, startte midden jaren ’70 een zoektocht naar honden van dit oude type. Haar oproepen in bladen als Hondenwereld leidden tot een groeiende groep liefhebbers en uiteindelijk de oprichting van de rasvereniging in 1979. Dankzij een zorgvuldig terugfokprogramma ontstond een gezonde, stabiele populatie Markiesjes. Inmiddels is het ras uitgegroeid tot een volwaardig en herkenbaar onderdeel van de Nederlandse kynologie.

Algemeen

Voorkomen.
Het Markiesje is een fijn gebouwde, zwarte, kleine spioen, elegant en alert, zonder sporen van verdwerging. Het lichaam is iets langer dan hoog en licht van bot. De glanzende beharing en fraaie bevedering versterken de indruk van sierlijkheid. Elke vorm van overdrijving is ongewenst.

Proporties

De lengte van het lichaam gemeten van de punt van de schouder tot aan het zitbeen bedraagt iets meer dan de schofthoogte (in een verhouding van 10 lengte staat tot 9 hoogte). De diepte van de borst is gelijk aan de afstand van het laagste punt tot de grond. De lengte van de voorsnuit is van gelijke lengte als die van de schedel, gemeten van de stop tot aan de achterhoofdsknobbel.

Karakter/Temprament
Het Markiesje is vriendelijk, rustig en intelligent. In geen geval mag het nerveus, angstig of kefferig zijn, noch enig spoor van agressie vertonen.

Hoofd

Schedelgebied
Matig lang en in evenredige verhouding tot het lichaam. De bovenlijn van de schedel is droog en vloeiend.

Schedel
Bijna vlak, iets minder breed dan lang en met een voelbare achterhoofdsknobbel.

Stop
Duidelijk aanwezig, maar niet abrupt.

Aangezicht

Neus
Goed ontwikkeld, in overeenstemming met de voorsnuit en met goed geopende neusgaten. Altijd zwart en glanzend.

Snuit
Versmalt iets naar de neus toe zonder spits te zijn. De bovenbelijning van de voorsnuit is recht en loopt parallel aan die van de schedel.

Lippen
Aangesloten en zwart gepigmenteerd.

Gebit
Een regelmatig, compleet en recht schaargebit.

Jukbeenderen
Licht inlopend en niet teveel opgevuld.

Ogen
Gemiddelde grootte, nooit puilend of overdreven groot; amandelvormig. De kleur variërend van licht tot donkerbruin en bij voorkeur donkerbruin tot zwart, helder met een zachte uitdrukking. De oogleden zijn goed aangesloten en zwart.

Oren
Hoog aangezet, langs het hoofd gedragen, niet boven de schedel uitstekend. Indien de aandacht van de hond getrokken wordt, valt de punt van het oor tegen de wang. Middelmatig groot, driehoekig van vorm met een iets afgeronde punt. Voorzien van een goede bevedering.

Hals
Stevig en droog, in verhouding tot het lichaam.

Lichaam

Bovenbelijning
Strak en in een vloeiende lijn van de schouder tot aan de staart.

Rug
Krachtig, recht, stevig en vrij kort.

Lendenen
Sterk, van voldoende lengte en breedte, met goed ontwikkelde spieren.

Bekken
Licht hellend en voldoende breed, de lengte van het bekken is 1,5 maal de breedte.

Borst
Goed ontwikkeld met voldoende gewelfde ribben, niet tonvormig, voldoende diep om tot de elleboog te reiken.

Onderbelijning en buik
Voldoende diep en licht oplopend naar de lendenpartij.

Zwarte hond met oranje tuigje staat in de sneeuw.
Staart

Zodanig aangezet dat deze een vloeiende lijn vormt met de rug. De lengte van de staart (dat wil zeggen de staartwervels, niet de bevedering) reikt tot aan het spronggewricht. De staart wordt in één lijn met de rug, of vrolijk gedragen, maar nooit gekruld over de rug. In rust hangend in een lichte boog.

Ledematen  (voorhand)

Algemene verschijning
Van voren gezien dienen de voorbenen recht te zijn.

Schouder
Het schouderblad is van gelijke lengte als de opperarm en matig gehoekt. Het schouderblad ligt voldoende schuin en is vlak aanliggend.

Opperarm
Van gelijke lengte als het schouderblad en matig schuin gesteld.

Elleboog
Goed aangesloten tegen het lichaam.

Voorbenen
De voorbenen zijn fijngebouwd en voldoende lang en sterk.

Voormiddenvoet
Sterk, zonder enig spoor van zwakte en iets schuin naar voren gesteld.

Voorvoeten
Tamelijk lange hazenvoet, ovaal en goed gesloten, met stevige voetzoolkussens.

Ledematen  (achterhand)

Algemene verschijning
Van achteren gezien zijn de benen recht, van opzij gezien goed gehoekt, in verhouding met de voorhand en goed gespierd.

Dijbeen
Van gelijke lengte als het onderbeen.

Knie
Goed gehoekt.

Onderbeen
Van gelijke lengte als het bovenbeen.

Hak
Laag geplaatst.

Achtermiddenvoet
Sterk, zonder enig spoor van zwakte.

Achtervoeten
Zie voorvoeten.

Overige

Gangwerk
Makkelijk en vrij gangwerk, goed uitgrijpend. De benen bewegen zich parallel en recht, bij snellere gangen neigend tot eensporigheid.

Huid
Goed aansluitend om het hele lichaam.

Vacht
Van gemiddelde lengte, sluik aanliggend, zacht, zijdeachtig en glanzend. Geen ondervacht. Een lichte golf is toegestaan. De oren, staart en achterzijde van de benen zijn goed bevederd. De bevedering op de achterbenen loopt door tot aan het spronggewricht. De voeten zijn kort behaard.

Kleur
De kleur is glanzend effen zwart, of zwart met witte aftekening. Deze aftekening is toegestaan als witte bles, waarbij de wangen zwart moeten zijn. Tevens als witte borst, witte kraag, witte buik, witte poten en witte staartpunt. Het percentage wit mag niet meer dan 40% bedragen. Zwarte ticking in de witte kleurvlakken is toegestaan. Een bruine gloed is toegestaan, maar niet wenselijk.

Schofthoogte
De ideale schofthoogte bedraagt voor reuen 37 cm. en voor teven 35 cm. De toegestane marge naar boven is 2 cm, de marge naar beneden is 3 cm.

FAQ

Veelgestelde
Vragen

Bekijk alle Veelgestelde Vragen
#Algemeen
Zitten er kosten verbonden aan het aankeuren van een look-a-like?

De Nederlandse Markiesjes Vereniging betaalt als rasvereniging de kosten van het DNA-onderzoek, én van de registratie bij De Raad van Beheer, als de hond echt wordt goedgekeurd.

#Algemeen
Wat is een Markiesje?

Een Markiesje is een elegant, klein Nederlands gezelschapshondje met een vriendelijk en levendig karakter. Het ras is sociaal, intelligent en vaak aanhankelijk. Markiesjes zijn geschikt voor allerlei soorten huishoudens, als zij tenminste voldoende aandacht, beweging en mentale uitdaging krijgen.

#Algemeen
Is mijn hond een Markiesje?

Hondjes uit Nederland of het buitenland, waarvan de herkomst onbekend is maar lijkt op een Markiesje zien wij graag. Zo'n nieuw hondje noemen we dan een “nieuwkomer”, of “lookalike”. Wanneer een hond nog intact is kan het interessant zijn om de hond toe te laten tot de fokpopulatie, oftewel “aankeuren als Markiesje”.

Als iemand zich meldt met een lookalike brengen we de eigenaar eerst in contact met onze fokadviescommissie. We zien graag een aantal duidelijke foto’s van de lookalike, en we willen graag zoveel mogelijk informatie over de hond: herkomst en ouders, leeftijd, gedrag en het karakter.

Als de fokadviescommissie nieuwsgierig is geworden spreken we meestal af om de hond eens “in het écht” te zien.
Dat kan eerst heel vrijblijvend, op een wandeling of een uitje, om kennis te maken. Uiteindelijk willen we de hond graag zien op één van de halfjaarlijkse keuringen, in april of oktober, zodat een onafhankelijke keurmeester de hond ook kan beoordelen.

#Algemeen
Kan mijn look-a-like hond worden aangekeurd?

Aankeuren kan alleen wanneer het hondje voldoende lijkt op een Markiesje, ongecastreerd is en goede resultaten heeft behaald bij vier verplichte gezondheidsonderzoeken.

#Algemeen
Wat als mijn look-a-like wordt aangekeurd?

Eenmaal goedgekeurd wordt een aangekeurd hondje formeel een Markiesje, en wanneer het dier ingezet wordt voor een nestje, zijn de pups dan ook echt Markiesjes.

Bekijk alle Veelgestelde Vragen