De spioenen sierden het hof

Het verhaal van het Markiesje begint in de Gouden Eeuw. Klein, elegant en zwart met soms witte aftekeningen, sierden spioenachtige hondjes vaak de schilderijen van Hollandse meesters. Ze zaten op schoot bij adellijke dames, fungeerden als charmant gezelschap én hielpen bij het verjagen van ongedierte. Deze honden hadden karakter: leergierig, trouw, intelligent, en geliefd in rijke huishoudens.
Vergelijkbare types bestonden ook in Engeland (zoals de King Charles Spaniël), Frankrijk en België — maar in Nederland ontwikkelde zich een eigen variant. Zonder officieel fokprogramma bleef dit type bewaard in cultuur, met karakteristieke kenmerken die vandaag de dag nog herkenbaar zijn in het moderne Markiesje. Die continuïteit toont de waarde van cultureel erfgoed dat stevig geworteld is in de Nederlandse kynologie.
Begin van een nieuwe toekomst voor het Markiesje
In de vroege 20e eeuw leek het Markiesje nauwelijks meer aanwezig, tot P.C.M. Toepoel in Onze Honden (1967) het ras weer onder de aandacht bracht: “Hoewel nooit meer op ras gefokt, ontmoet men ze overal nog… waarschijnlijk kan dit ras thans nog hersteld worden.” Die zinnen vormden een vonk. Mia van Woerden pakte die gedachte op en startte in het midden van de jaren ’70 een speurtocht naar “spioenachtige” hondjes.
Via hondenbladen en kranten, waaronder de Hondenwereld, deed zij een oproep: het ‘vergeten’ ras kon hersteld worden. Enthousiaste reacties volgden: mensen meldden hondjes die uiterlijk en karakter nooit waren geformaliseerd, maar wel typisch Markiesje leken. Dit leidde tot het opzetten van een eerste fokinitiatief — een samenwerking van liefhebbers die passie deelden en destijds de wederopbouw van het Markiesje initieerden.

In de late jaren zeventig namen verschillende liefhebbers het initiatief om het Markiesje opnieuw in ere te herstellen. Aanvankelijk werd geëxperimenteerd met kruisingen tussen het Markiesje en andere kleine rassen, zoals de Phalène, de Papillon en de Cavalier King Charles Spaniël. Deze pogingen leverden echter niet het gewenste resultaat: de nakomelingen waren vaak bastaardvormen met ongewenste rasgebonden eigenschappen. Daarom besloot men voortaan uitsluitend de "Bykes" uit Friesland te gebruiken als genetisch basismateriaal. Deze kleine Stabyhouns of mollenhondjes hadden een afhangende staart en een Markiesachtig uiterlijk, waardoor ze een betere basis vormden voor het terugfokprogramma.
Op 2 april 1979 werd het eerste nest volgens het opgestelde fokplan geboren. De ouders waren Skippy del Campo Albir, een bonte vondeling van een Spaanse camping, en Barry, een teefje dat gevonden werd in Lelystad. Dit nest markeerde het begin van de gestructureerde opbouw van het moderne Markiesje. Alle honden werden vooraf zorgvuldig aangekeurd om te zorgen dat ze geschikt waren voor het terugfokprogramma, een proces dat tot op de dag van vandaag wordt gevolgd.
Tijdens deze periode kwamen de eerste bijeenkomsten van liefhebbers samen. Op 24 juni 1979 resulteerde het gezamenlijke werk in de oprichting van de Vereniging voor liefhebbers van het Markiesje, die later de Nederlandse Markiesjes Vereniging (NMV) zou worden. Het fokprogramma, de selectie van geschikte honden en de oprichting van de vereniging legden de basis voor een gezonde, herkenbare populatie en voor de continuïteit van dit unieke Nederlandse hondenras.
De basis voor het verantwoord fokken van het Markiesje

In 1980 stelde keurmeester Jettie Alberts een concept rasstandaard op, goedgekeurd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Tegelijk werd een fokreglement opgesteld, dat tijdens een Algemene Ledenvergadering werd bekrachtigd. Vanaf oktober 1981 begon de registratie van ouderhonden, pups en nieuwkomers, waaronder Pom en haar vier nakomelingen. De keurmeesters die dit begeleidden waren mevrouw J.H.C. Brooymans-Schallenberg, mevrouw T. Boltjes en mevrouw Ph. Heerkens-Verschuren, later aangevuld door de heer P.G.M. Prins, de heer P. Burema, mevrouw M.C. Visser-Seltenrijch en mevrouw J. Toebak-van Valkenburg.
Gedurende deze periode vonden meerdere bijeenkomsten en besprekingen plaats met de Raad van Beheer over erkenning en het Voorlopig Register, dat vanaf 7 maart 1996 officieel werd goedgekeurd.
Op 3 december 1998 werd besloten dat het Markiesje vanaf 1 mei 1999 officieel als Nederlands ras zou worden erkend. De eerste aankeuring voor het Voorlopig Register leverde 139 honden op, waarmee een robuuste basis werd gelegd voor de verdere ontwikkeling van het ras.
Met de officiële erkenning door de Raad van Beheer kreeg het Markiesje een stevige plek binnen de Nederlandse kynologie. De erkenning maakte deelname aan tentoonstellingen en officiële fokprogramma’s mogelijk, en versterkte de positie van de NMV als hoeder van dit unieke ras.
Huidige stand van zaken

Inmiddels zijn er in 2025 ruim 3.300 Markiesjes geregistreerd, waarvan er naar schatting meer dan 2.000 in leven zijn. Het Markiesje behoort tot rasgroep 9 van de gezelschapshonden en is nog altijd geliefd vanwege zijn vriendelijke karakter, intelligentie en charmante uitstraling. Waar het ooit begon als een zeldzaam Nederlands ras, zien we het Markiesje tegenwoordig steeds vaker in gezinnen door heel Nederland, en zelfs daarbuiten.
De Nederlandse Markiesjes Vereniging zet zich dagelijks in om het ras gezond en herkenbaar te houden. Er wordt zorgvuldig gefokt volgens de richtlijnen van de vereniging, met aandacht voor gezondheid, karakter en het behoud van het typische, sierlijke uiterlijk. Dankzij de samenwerking tussen fokkers en eigenaren blijft het Markiesje een actieve, sociale en veelzijdige hond, met een veelbelovende toekomst.














%20(1).webp)
