Het Markiesje is een relatief gezond ras. Toch kent ook dit ras enkele aandoeningen waar serieus rekening mee gehouden moet worden.
Verplichte gezondheidsonderzoeken
Voor de Markiesjes gelden vier verplichte onderzoeken voordat er gefokt mag worden. Deze verplichte onderzoeken zijn opgenomen in het Verenigings Fokreglement van de Nederlandse Markiesjes Vereniging. Dit zijn het PL onderzoek volgens het Meutstege protocol (minimum leeftijd 12 maanden, onderzoek eenmalig), het ECVO oogonderzoek (minimum leeftijd 18 maanden, geldigheid onderzoek 1 jaar), het prcd-PRA DNA onderzoek (een eenmalige DNA-test door middel van het afnemen van wangslijm) en het PD onderzoek (DNA-test waarvoor eenmalig wat bloed wordt afgenomen).
De verplichte onderzoeken worden tegen een zeer voordelig tarief aangeboden tijdens de halfjaarlijkse nest/jonge hondenkeuringen en moeten worden gedaan door specialisten op dit gebied.
Voor het PL onderzoek volgens het Meutstege protocol kunt u tevens terecht bij specialisten verspreid over het hele land. Adressen van deze specialisten vindt u via deze pagina.
Ook voor het ECVO oogonderzoek kunt u zelf een afspraak maken bij een oogspecialist en niet bij uw eigen dierenarts wat wel eens geopperd wordt. De adressen van deze specialisten vindt u hier.
Progressieve Retina Atrofie (PRA) is een oogziekte waarbij de lichtgevoelige cellen (de zogenaamde staafjes en kegeltjes) langzaam verdwijnen. Er bestaan verschillende typen PRA die naast elkaar binnen één ras kunnen voorkomen. Het type dat bij - onder meer - het Markiesje bekend is, is prcd-PRA.
De eerste verschijnselen van PRA zijn, dat een hond 's nachts minder goed ziet. In een later stadium zal de hond overdag ook minder goed zien en uiteindelijk zal de hond blind worden. In een vergevorderd stadium van de ziekte kun je zien dat de pupillen wijder open gaan staan. De ziekte is niet te behandelen.
De vererving is autosomaal recessief. Dit betekent dat een hond lijder, drager of vrij van PRA kan zijn. Honden die drager zijn, krijgen zelf geen prcd-PRA maar kunnen de ziekte wel doorgeven aan hun nageslacht als ze gecombineerd worden met andere dragers of lijders. Er mag daarom uitsluitend gefokt worden met de volgende combinaties: vrij X vrij, vrij X drager of (in uitzonderlijke gevallen) vrij X lijder (zie afb. 1 hierna). De prcd-PRA status (vrij, drager of lijder) is met zekerheid vast te stellen met behulp van een prcd-PRA DNA test. Een hond is automatisch "vrij" indien geboren uit twee prcd-PRA vrije ouders (vastgesteld met behulp van een prcd-PRA DNA test). Een test is in dat geval niet nodig.
Ouderhond 2 | |||
Ouderhond 1 | |||
Vrij | Drager | Lijder | |
Vrij | Allen vrij | 50% vrij50% drager | Allen drager |
Drager | 50% vrij50% drager | 25%vrij50% drager25% lijder | 50% drager50% lijder |
Lijder | Allen drager | 50% drager50% lijder | Allen lijder |
Tabel 1. Overerving van prcd-PRA
Met behulp van een ECVO-oogonderzoek kun je vaststellen of een hond lijder is of “vrij” (nu niet lijder).
“Vrij” kan in dat geval drie verschillende dingen betekenen:
Met behulp van een DNA test kan in één keer vastgesteld worden of een hond vrij, drager of lijder is aan prcd-PRA. Dit onderzoek hoeft niet meer herhaald te worden en kan op elke leeftijd plaatsvinden.
Deze DNA test kan het ECVO-oogonderzoek niet vervangen omdat met het ECVO-oogonderzoek ook andere oogaandoeningen (bv cataract, distichiasis) bijtijds ontdekt kunnen worden.
In 2011 werd voor het eerst prcd-PRA bij een Markiesje vastgesteld door middel van een ECVO oogonderzoek.
Aan de oproep om uw Markiesje te laten onderzoeken werd grif gehoor gegeven en nu ondergaan alle fokhonden het volgens VFR verplichte ECVO oogonderzoek.
Een betaalbare prcd-PRA DNA test kwam in de zomer van 2011 beschikbaar en het goede nieuws is dat met behulp van deze DNA test en uw aller medewerking er in de toekomst geen nieuwe lijders aan prcd-PRA geboren hoeven te worden en deze afwijking zelfs geleidelijk aan kan worden teruggedrongen.
Overigens: deze oogaandoening komt bij een 30-tal rashonden voor.
Dankzij ons fokbeleid is de kans op geboorte van een pup die lijdt aan prcd-PRA uitgesloten!
Naast de DNA test is er het zogenaamde ECVO-oogonderzoek. Hierbij onderzoekt de oogspecialist de ogen van de hond met een speciale microscoop en een spiegel. Op die manier kan gekeken worden of de hond op dat moment vrij is van – bijvoorbeeld - PRA. Het voordeel van dit onderzoek is dat naast PRA er ook wordt gekeken naar een aantal andere oogafwijkingen waaronder cataract, distichiasis en MPP (membrana pupillaris persistens). Het nadeel van dit onderzoek is dat je niet kunt bepalen of een hond misschien wel drager van een van deze afwijkingen is of dat deze zich in de toekomst nog zullen openbaren. Het onderzoek zal daarom regelmatig herhaald moeten worden. Honden waarmee gefokt zal worden, moeten maximaal één jaar van te voren nog onderzocht zijn.
Na jaren onderzoek werd begin 2017 de mutatie ontdekt die verantwoordelijk is voor neuropatie bij het Markiesje. Het ziektebeeld heet voortaan ‘paroxismale dyskinesie’, of PD.
Dit betekent dat alle fokdieren voortaan op deze afwijking getest kunnen worden door middel van een DNA-test.
Dankzij de inzet van de Markiesjesvereniging is deze aandoening in principe verleden tijd, niet alleen bij de Markiesjes maar ook bij andere rassen.
Het kan nog enkele jaren duren voordat de mutatie de populatie uit is maar dat is nu wel mogelijk. Hiermee kunnen we weer een grote stap zetten in het bevorderen van de gezondheid van het ras.
Deze test is inmiddels opgenomen in het fokreglement als een verplichte test. U kunt er ook voor kiezen om deze test zelf uit te laten voeren. Het formulier waarmee u naar uw eigen dierenarts kunt gaan om de test aan te vragen kunt u downloaden met bijgaande link. De kosten zijn ongeveer 70 euro per test.
Deze test maakt onderdeel uit van de keuringen voor de pups bij de jonge hondendag die hiervoor in aanmerking komen.
Ongetwijfeld zijn onze leden / fokkers bekend met ons Verenigingsfokreglement (VFR). Hierin staat expliciet beschreven aan welke eisen onze Markiesjes moeten voldoen willen zij voor nageslacht kunnen zorgen.
Wat we nog graag met betrekking tot dit VFR willen vermelden is dat dit document is opgesteld volgens format van de Raad van Beheer. Iedere rasvereniging dient zich aan dit format te houden en wijzigingen kunnen pas in werking treden na goedkeuring Raad van Beheer. Nu zult u zich wellicht afvragen wat er dan zo bijzonder is aan dat format Raad van Beheer? Dat is dat diverse punten / passages in het geheel niet op het Markiesje van toepassing zijn, maar wel opgenomen moeten worden omdat alle rasverenigingen die moeten opnemen. Dit hebben we ooit al eens uiteengezet, maar kennelijk blijven op dit punt vragen opduiken.
Op dit moment kent ons VFR de volgende vier verplichte onderzoeken:
a. Er geldt een verplicht onderzoek naar Patella luxatie op de leeftijd van 12 maanden of ouder. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd volgens het Meutstege protocol, door een hiertoe erkende specialist.
b. Ouderdieren dienen vóór de dekking over een geldig ECVO oogonderzoeksrapport te beschikken. Het (eerste) ECVO oogonderzoek vindt plaats op de leeftijd van tenminste 18 maanden en heeft een geldigheid van maximaal één jaar.
c. Er geldt een verplicht DNA-onderzoek naar Paroxismale Dyskinesie voor honden die niet geboren zijn uit twee Paroxismale Dyskinesie vrije ouders (vastgesteld met behulp van een Paroxismale Dyskinesie DNA test).
d. Er geldt een verplicht prcd-PRA DNA-onderzoek voor honden die niet geboren zijn uit twee prcd-PRA vrije (voor)ouders (vastgesteld met behulp van een prcd-PRA DNA test).
Deze onderzoeken zijn noodzakelijk om – uiteraard bij goed gevolg – de kwalificatie ‘inzetbaar (voor de fok)’ te verkrijgen. Deze kwalificatie betekent voor een reu dat hij door de fokadviescommissie (FAC) kan worden voorgedragen voor dekking van een teef en voor een teef dat dekadvies bij de FAC kan worden aangevraagd.
Zover wat betreft het ‘wie’ en het ‘wat’.
De Vereniging biedt haar leden / fokkers de gelegenheid om tijdens de jonge hondenkeuringen de verplichte onderzoeken tegen sterk gereduceerde prijs te laten verrichten. Voor deze onderzoeken worden erkende specialisten uitgenodigd en dit biedt u een prima gelegenheid om uw hond in één keer zowel de keuring als de beide verplichte onderzoeken te laten ondergaan.
Natuurlijk kunt u ook op eigen gelegenheid een afspraak maken met een specialist voor deze onderzoeken. Echter, lang niet in alle gevallen is de bereikbaarheid van de betreffende specialist zodanig dat deze optie aantrekkelijk zou zijn. Ook worden er wel degelijk andere (hogere) tarieven gehanteerd.
Uw inschrijving voor deze onderzoeken tegelijk met de jonge hondenkeuring is dus zeker aan te raden.
Wel kunnen wij ons heel goed voorstellen dat als een eigenaar van een teef het eerste jaar nog geen fokplannen heeft maar later wel, hij/zij het ECVO onderzoek uitstelt tot een later tijdstip gezien de geldigheid van één jaar van dit onderzoek. Ook hebben wij het volste begrip als reuen bij de jonge hondenkeuring het ECVO onderzoek hebben ondergaan maar in het eerste jaar nadien niet zijn voorgedragen, wachten met een herhaal ECVO totdat zij daadwerkelijk zijn uitverkoren.
Dit voor wat betreft het ‘waar’ en ‘wanneer’.
Nog niet aan de orde gekomen maar wel uitermate belangrijk voor de fokkerij is de prcd-PRA DNA test. Voor de FAC is het van zeer groot belang de prcd-PRA DNA status van de inzetbare honden te kennen.
De eerste jaren na het ontdekken van deze oogafwijking bij ons ras in 2011 hebben we van veel honden de status kunnen laten vaststellen. Dankzij deze DNA-test en het fokbeleid van de vereniging zijn er sindsdien geen lijders aan prcd-PRA meer geboren en het aantal pups geboren uit ‘vrije’ ouders neemt geleidelijk toe.
Tijdens de jonge hondenkeuringen worden er swaps afgenomen voor deze DNA-test. Hierbij wordt door middel van een wattenstaafje wangslijm van de hond afgenomen waardoor de belasting voor uw hond zo laag mogelijk is.
Het is ook heel goed mogelijk om bloedafname t.b.v. deze DNA test bij uw hond door uw eigen dierenarts te laten doen. Veel Markiesjes zijn u al voorgegaan. Na aanmelding ontvangt u de nodige papieren en kunt u een afspraak maken met uw eigen dierenarts, bijvoorbeeld als hij/zij toe is aan de eerste cocktail. Geen extra stress dus bij de jonge hondenkeuring.
Hebt u nog vragen? Schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Wij staan voor u klaar in het belang van ons aller Markiesje.
Hondeneigenaars besluiten vaak zonder veel nadenken om hun huisdier onvruchtbaar te laten maken. Alsof castreren iets is dat er gewoon bij hoort in een hondenleven, net als de jaarlijkse enting. Tegenwoordig wordt castratie hier en daar ook routinematig geadviseerd, als een soort onderhoudsbeurt, die je ‘even’ laat uitvoeren. Vanuit een aantal opzichten is dat geen goede ontwikkeling. Als iedereen castreren normaal vindt, dan wordt het lastig om in de toekomst nog goede honden te fokken. Bovendien is castratie geen onschuldig ingreepje, de gevolgen kunnen groot zijn en lang niet altijd positief.
Opvallend is dat juist de mensen die met groot gemak tot castratie (ook ‘sterilisatie’ van de teef is meestal feitelijk castratie) overgaan, meestal fervent tegenstander zijn van ingrepen als het couperen van staarten. Of ongecoupeerde jachthonden vrijwel zeker hun staart tijdens het werk zullen gaan bezeren, is onbelangrijk, couperen is ‘ zielig’. Maar is het onnodig wegnemen van iets wezenlijks als het voortplantingsapparaat dat niet?
Couperen van oren en staart is verboden maar zonder medische reden castreren laat de wet uitdrukkelijk wel toe. Het wordt bij veel dieren gedaan. Bij katers en poezen, bij hengsten, stieren en ander vee. Dit soort ingrepen heeft niet zo zeer met het welzijn van het dier, als met het gemak van de mens te maken. En om ongewenst nageslacht te voorkomen uiteraard.
Bij teven wordt castratie vaak aanbevolen omdat de ingreep de kans op mammatumoren op latere leeftijd aanzienlijk vermindert. Dit is een geldig argument, zeker als de teef na de eerste loopsheid al wordt behandeld. Maar waar ligt de grens met onderdelen uit het lichaam verwijderen om kansen op ziekten te vermijden?
Soms ook dient de ingreep een economisch belang. Er zijn fokkers die pups op de leeftijd van 6-8 weken laten neutraliseren om te voorkomen dat de kopers ervan hen concurrentie aan kunnen doen. Met name is dat niet ongebruikelijk bij degenen die de ‘Labradoodle’ (kruising tussen Labrador en Poedel) aan de man brengen.
Vraagtekens
Er zijn diverse redenen om vraagtekens te zetten bij het routinematig castreren van honden. De belangrijkste algemene reden is natuurlijk dat het een operatie is, die wordt uitgevoerd onder narcose. Zulke ingrepen zijn nooit totaal risicovrij. Gebeurt het castreren om een medische reden dan is het verantwoord het risico te nemen, maar wat als de hond niets scheelt?
Een andere reden is dat castratie de hormoonhuishouding verandert. Vaak is dat juist de bedoeling. Bijvoorbeeld als een teef lijdt onder schijnzwangerschappen of een te heftig en frequent optredende loopsheid heeft, met baarmoederontstekingen als gevolg. Of als het gedrag van een reu te veel door zijn hormonen wordt gedicteerd en als hij om die reden niet goed meer te houden is.
Maar ingrijpen in de hormoonhuishouding kan ook ongewenste, en voor het dier soms vervelende, gevolgen hebben. Zoals incontinentie en hardnekkige ontstekingen in de urinewegen, vachtverandering en ook toegenomen eetlust waardoor de hond gauw tot overgewicht neigt. Heel jong castreren heeft een negatief effect op de ontwikkeling van heupdysplasie. Vaak verwachten mensen een gunstig effect op het gedrag: ze hopen dat de hond ‘liever’ of ‘rustiger’ wordt. Maar te vroeg geneutraliseerde teven kunnen juist hyperseksueel gedrag gaan vertonen. Onderzoek heeft uitgewezen dat juist bij teven met een angst- of agressieprobleem de problemen vaak verergeren in plaats van verminderen. Dat blijkt vooral teven die veel broers hebben te overkomen. Is de hond eenmaal ‘geholpen’, dan kun je niet meer terug; de ingreep is onherroepelijk en dan zit je vast aan je hond met veranderd gedrag.
Meer fokdieren
Castreren maakt nageslacht onmogelijk en soms is dat precies de bedoeling. Maar bekeken vanuit de rashondenfokkerij is het ongunstig als fokmateriaal om deze reden buitenspel wordt gezet. Onlangs nog werd op de themadag 'Omgaan met verwantschap en inteelt in hondenrassen' in Lelystad – een initiatief van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH), Centrum voor Genetische bronnen Nederland (CGN) en de Raad van Beheer (RvB) – door diverse sprekers betoogd hoe belangrijk het is om zoveel mogelijk potentieel van een ras te benutten. De risico's in de voortplanting kunnen het beste worden gespreid. Het is vanuit dat oogpunt onverstandig om steeds dezelfde reuen, of steeds alleen de dieren uit bepaalde kennels, te gebruiken. Veel van de aandoeningen waaraan rassen nu lijden worden gezien als een gevolg van deze klassieke fokmethode.
Het roer moet dus om en de moderne aanpak van de fokkerij is er meer een van: ‘alle hens aan dek’. Ook de minder bekende dieren, mits voldoen aan een aantal criteria, zouden kansen moeten krijgen om mee te doen in de fokkerij.
Maar als het merendeel der liefhebbers bij zijn hond het voortplantingssysteem laat uitschakelen, wordt dat erg moeilijk. Dus het advies moet zijn: niet te snel onder het mes!
Morele plichten
Fokkers houden al vanaf puptijd rekening met het feit dat hun eigen hond, mits die goed uitgroeit, mee mag doen aan de fokkerij. Ze zijn spaarzaam met het geven van medicijnen, laten de hond aan de van belang zijnde gezondheidsonderzoeken meedoen, en uiteraard: laten hem niet zo maar castreren.
Ook bij de gewone huishond bezitter zou steeds op de achtergrond de gedachte moeten meespelen: hou de jonge hond in conditie, laat hem als hij er de leeftijd voor heeft meedoen aan de onderzoeken die in het ras gebruikelijk zijn. En komt hij daar goed uit, misschien is hij wel geschikt om een nest te krijgen.
Uiteraard mag iemand formeel met zijn eigen hond doen wat hij wil. Maar er zijn ook morele plichten. Zeker, eigenaars van honden van een numeriek klein ras, of een ras waarin veel gezondheidsproblemen spelen, doen er goed aan zich te realiseren dat de hond deel uitmaakt van een traditie en dat hij, als hij voldoet aan de voorwaarden, daaraan misschien wel een bijdrage zou moeten leveren. Gezonde, gave honden zijn van grote waarde, of ze nou bij een fokker zitten of bij een liefhebber. Dus als er geen reden voor is, schakel ze dan niet gedachteloos uit.
Talentenjacht
Rasverenigingen zullen in de toekomst meer moeite moeten gaan doen deze onbekende maar waardevolle dieren op te sporen. Als ze hun taak goed opvatten zullen ze eigenaars van dit soort honden, die willen meedoen het ras door te geven aan volgende generaties, gaan begeleiden. Goede combinaties uitdenken is niet ieders vak, zeker niet als je je verder nooit in deze materie hebt verdiept. Bij de rasvereniging doen ze niet anders!
Fokkers zouden dit thema duidelijk aan de orde moeten stellen als ze met de puppykopers de condities van de koop bespreken. Wie toch graag zijn hond wil neutraliseren, zou daarmee het liefst moeten wachten tot vanuit de rasvereniging bekeken is of de hond wellicht zelf eerst zijn eigen ras zou kunnen helpen.
Vanwege de gezondheidsrisico’s wijst de Raad van Beheer met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde het neutraliseren van heel jonge pups op grond van economische motieven af.
Tekst: Janneke Leunissen-Rooseboom
Eerder gepubliceerd in maandblad Onze Hond, september 2011